Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 974,-;
- bepaalt dat het Uwv aan verzoeker het voor het verzoek om voorlopige voorziening betaalde griffierecht van € 122,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die een WW-uitkering aanvroeg na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Verzoeker was sinds 19 maart 2007 werkzaam bij een schoonmaakbedrijf, maar zijn arbeidsovereenkomst werd opgezegd vanwege het niet nakomen van verplichtingen. Het Uwv had vastgesteld dat verzoeker verwijtbaar werkloos was geworden, wat leidde tot de weigering van zijn WW-uitkering. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter van de rechtbank had het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, wat verzoeker in hoger beroep aanvecht.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling gekeken naar de spoedeisendheid van het verzoek en de kans dat de eerdere uitspraak niet in stand zal blijven. Hij concludeert dat er een redelijke kans is dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet standhoudt, gezien de omstandigheden van de zaak. De voorzieningenrechter oordeelt dat het Uwv verzoeker met ingang van 6 oktober 2014 een voorschot van € 500,- bruto per maand moet betalen, omdat verzoeker in een financieel benarde situatie verkeert en er voldoende spoedeisend belang is. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn begroot op € 974,-.