ECLI:NL:CRVB:2014:3928
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere invaliditeitsverhoging na sociaal-medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om een bijzondere invaliditeitsverhoging door de Minister van Defensie. Betrokkene, die in 1979 naar Libanon was uitgezonden en sindsdien een militair invaliditeitspensioen ontvangt, had verzocht om een verhoging van zijn invaliditeitspercentage, dat op dat moment op 50% was vastgesteld. In het kader van dit verzoek is een sociaal-medisch onderzoek uitgevoerd, waarbij betrokkene werd onderzocht door psychiater J.H.M. van Laarhoven. Van Laarhoven concludeerde in zijn rapport dat de mate van invaliditeit op 50% bleef, maar betrokkene voerde aan dat dit percentage onjuist was en dat zijn invaliditeit in werkelijkheid 80% bedroeg, zoals gesteld door psychiater R.V. Schwarz.
De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen het besluit van de Minister gegrond verklaard en de Minister opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de Minister voldoende had gemotiveerd dat er geen sprake was van een toegenomen invaliditeit. De Raad wees erop dat de rapportage van Van Laarhoven, ondanks enkele fouten in de coderingen, in zijn totaliteit niet ondeugdelijk was. De Raad concludeerde dat de rechtbank niet had vastgesteld dat het invaliditeitspercentage van betrokkene ten minste 80% was, wat een voorwaarde is voor de bijzondere invaliditeitsverhoging. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige rapportages in sociaal-medische onderzoeken en de noodzaak voor een duidelijke motivering van besluiten door bestuursorganen. De Raad oordeelde dat de Minister in zijn besluit voldoende had aangetoond dat het invaliditeitspercentage van betrokkene niet was toegenomen, en dat de eerdere beslissing om de aanvraag voor de bijzondere invaliditeitsverhoging af te wijzen, terecht was.