ECLI:NL:CRVB:2014:3925
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- J.F. Bandringa
- E.C.R. Schut
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens bezit van onroerend goed in het buitenland
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege het bezit van onroerend goed in Turkije. Appellante ontving sinds 9 juli 2009 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder. Naar aanleiding van een themacontrole heeft de gemeente Eindhoven een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek onthulde dat appellante sinds 13 september 2011 een appartementsrecht in Turkije bezat, wat leidde tot de conclusie dat zij beschikte over vermogen boven de voor haar geldende vermogensgrens.
Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft daarop besloten de bijstand van appellante per 24 april 2013 te beëindigen en terug te vorderen over de periode waarin zij onterecht bijstand ontving. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar haar bezwaren zijn ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten van het college eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij niet de eigenaar was van de onroerende zaken, maar dat haar broer de eigenaar was. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze stelling te onderbouwen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door het bezit van onroerend goed niet te melden. De Raad heeft geconcludeerd dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de terugvordering te handhaven. De hoger beroepen zijn dan ook niet geslaagd en de aangevallen uitspraken zijn bevestigd.