ECLI:NL:CRVB:2014:3916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van arbeidsmogelijkheden en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, geboren in 1987, had een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend vanwege autisme en PPD-NOS problematiek. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, omdat de appellant in staat werd geacht om met zijn beperkingen werkzaamheden in het vrije bedrijf te verrichten, waarmee hij ten minste 75% van het wettelijk minimumloon kon verdienen. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beschikbare medische informatie voldoende was om de beperkingen van de appellant vast te stellen. De Raad vond geen overtuigende indicaties dat de appellant meer beperkingen had dan door het Uwv was aangenomen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de verzekeringsartsen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 september 2011 de juiste beperkingen hadden vastgesteld, rekening houdend met de autismespectrumstoornis van de appellant. De Raad onderschreef de conclusie dat de appellant in staat was om eenvoudige handelingen uit te voeren in een voorspelbare werksituatie, met de mogelijkheid tot begeleiding.
De Raad concludeerde dat de appellant niet in aanmerking kwam voor een Wajong-uitkering, omdat hij in staat was om een inkomen te verdienen dat boven de 75% van het maatmaninkomen lag. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.