ECLI:NL:CRVB:2014:3914
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van algemene tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) voor het jaar 2010
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Nederland. De zaak betreft de weigering van een algemene tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) voor het jaar 2010 aan appellante, die lijdt aan postpartum bekkeninstabiliteit en een andere aandoening. De Centrale Raad oordeelt dat appellante niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden voor de tegemoetkoming, omdat haar zorgverzekeraar in 2010 geen fysiotherapie heeft vergoed die onder de relevante regelgeving valt. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het CAK ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigt dit oordeel.
De Raad stelt vast dat de regelgeving specifiek onderscheid maakt tussen verschillende aandoeningen en dat postpartum bekkeninstabiliteit en bekkensinstabiliteit met een andere oorzaak niet als gelijke gevallen kunnen worden aangemerkt. De keuze van de regelgever om alleen tegemoetkoming te bieden voor postpartum bekkeninstabiliteit is niet onredelijk, gezien de terughoudendheid die rechters moeten betrachten bij de beoordeling van algemeen verbindende voorschriften. De Raad wijst erop dat appellante niet heeft aangetoond dat er sprake is van gelijke gevallen, wat haar betoog over discriminatie ondermijnt.
De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke kaders en de rol van de rechter bij de beoordeling van besluiten van bestuursorganen. De Centrale Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, zonder aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten.