ECLI:NL:CRVB:2014:3899
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand en de ingangsdatum van de bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had op 25 juli 2012 bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had bij besluit van 6 september 2012 bijstand toegekend met ingang van 29 juni 2012. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat er bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum van de bijstandsverlening rechtvaardigden.
De Raad heeft vastgesteld dat volgens artikel 44 van de WWB de bijstand wordt toegekend vanaf de dag van de melding om bijstand aan te vragen, tenzij er op die dag nog geen recht op bijstand bestaat. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er in beginsel geen bijstand wordt verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. De appellant heeft echter geen concrete en objectieve aanwijzingen kunnen overleggen die zijn stelling ondersteunen dat hij zich eerder had gemeld voor een aanvraag.
De appellant voerde aan dat hij door persoonlijke omstandigheden, zoals een manisch-depressieve stoornis en een gebrek aan goede begeleiding, niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. De Raad oordeelde dat deze gronden niet slagen, omdat de appellant niet had aangetoond dat hij niet in staat was om aan zijn administratieve verplichtingen te voldoen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.