ECLI:NL:CRVB:2014:3889
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ontheffing van arbeidsverplichtingen op basis van medische en arbeidskundige adviezen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 18 november 2001 bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), was van 12 augustus 2006 tot 11 augustus 2008 ontheven van haar arbeidsverplichtingen. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam weigerde echter om appellante verdere ontheffing te verlenen van deze verplichtingen, gebaseerd op medische en arbeidskundige adviezen van Aob Compaz.
De Raad heeft vastgesteld dat de adviezen van Aob Compaz zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoende grondslag bieden voor de weigering van het college. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat de adviezen gedateerd waren en niet zorgvuldig tot stand waren gekomen, en dat er geen aanvullend onderzoek was verricht. De Raad oordeelde echter dat de klachten van appellante in de adviezen waren besproken en dat de door haar overgelegde medische stukken geen aanleiding gaven om aan de adviezen te twijfelen.
De Raad concludeerde dat er geen grond was voor het standpunt van appellante dat haar klachten niet in onderling verband waren bezien. De eerdere medische gegevens uit 2007 en 2008, die hadden geleid tot eerdere ontheffingen, boden ook geen nieuw licht op de zaak. Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellante af.