ECLI:NL:CRVB:2014:3887
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag en weigering huisbezoek in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft appellant op 5 juni 2012 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Om de woonsituatie van appellant vast te stellen, werd hij uitgenodigd voor een gesprek op 8 augustus 2012. Tijdens dit gesprek gaf de medewerker van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan dat er een huisbezoek zou volgen. Appellant weigerde echter dit huisbezoek, omdat hij zich daar niet prettig bij voelde en geen tijd had. Ondanks de uitleg over de gevolgen van zijn weigering, volhardde appellant in zijn standpunt.
Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft vervolgens de aanvraag van appellant afgewezen, omdat hij niet voldeed aan de verplichting om medewerking te verlenen aan het onderzoek. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond. Appellant ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college terecht een huisbezoek wilde afleggen, gezien de tegenstrijdige verklaringen van appellant over zijn woonsituatie. De Raad stelde vast dat er voldoende reden was om te twijfelen aan de juistheid van de door appellant verstrekte gegevens. De Raad concludeerde dat appellant niet had voldaan aan zijn medewerkingsverplichting en dat het college gerechtigd was om de bijstandsaanvraag af te wijzen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.