ECLI:NL:CRVB:2014:3883

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
13-3171 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor dubbele huur en verhuis- en inrichtingskosten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door appellante, die kosten voor dubbele huur en verhuis- en inrichtingskosten wilde vergoed krijgen. De aanvraag was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, omdat er volgens hen geen bijzondere omstandigheden waren die deze kosten rechtvaardigden.

Appellante had in mei 2012 een zelfstandige woonruimte gehuurd en had op 23 mei 2012 aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand. De aanvragen werden op 5 juni 2012 afgewezen, en het college verklaarde de bezwaren tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 11 september 2012. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.

In hoger beroep voerde appellante aan dat zij niet in staat was om te reserveren voor de kosten en dat zij altijd probeerde haar familieleden in Suriname te ondersteunen. De Raad oordeelde echter dat appellante, die sinds 2006 bij haar dochter en schoonzoon woonde, had kunnen reserveren voor de kosten van de verhuizing, aangezien deze situatie als tijdelijk was bedoeld en er geen urgentieverklaring was afgegeven. De Raad concludeerde dat de kosten voor het levensonderhoud van haar familieleden in Suriname geen bijzondere omstandigheden vormden die recht gaven op bijzondere bijstand.

Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/3171 WWB
Datum uitspraak: 25 november 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
3 mei 2013, 12/4895 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L.J. Woltring, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2014. Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Sewtahal.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante huurt met ingang van 16 mei 2012 zelfstandige woonruimte. Zij heeft op
23 mei 2012 aanvragen om bijzondere bijstand voor de kosten van dubbele huur en verhuis- en inrichtingskosten ingediend. Bij afzonderlijke besluiten van 5 juni 2012 heeft het college de aanvragen afgewezen.
1.2.
Bij besluit van 11 september 2012 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren tegen de besluiten van 5 juni 2012 ongegrond verklaard. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat, kort gezegd, geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij voert aan dat zij niet in staat was om te reserveren voor de kosten. Zij heeft altijd geprobeerd van haar bijstandsuitkering ook haar familieleden in Suriname te onderhouden. Zij had zich bovendien nog maar kort als woningzoekend laten inschrijven toen zij al een woning kreeg toegewezen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij
artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.
In geschil is enkel de vraag of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, waarbij het in dit geval gaat om de vraag of appellante de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor deze kosten.
4.3.
Uit de stukken blijkt dat appellante vanaf 2006 inwonend was bij haar dochter en schoonzoon, dat deze situatie als tijdelijk was bedoeld en dat voor de verhuizing naar zelfstandige woonruimte geen urgentieverklaring is afgegeven. De verhuizing was voor appellante dan ook voorzienbaar. Dit betekent dat zij voor de kosten had kunnen reserveren, ondanks dat zij kort na haar inschrijving als woningzoekende de woning kreeg toegewezen. In de omstandigheid dat appellante van haar inkomen ook haar familieleden in Suriname heeft onderhouden is geen bijzondere omstandigheid gelegen die verlening van bijzondere bijstand aan appellante rechtvaardigt. De kosten die appellante maakt om ook in de kosten van levensonderhoud van deze familieleden te voorzien, kunnen niet op de WWB worden afgewenteld. De bijstandsuitkering strekt immers tot levensonderhoud van de gerechtigde en niet tot het scheppen van draagkracht ter voorziening in het levensonderhoud van personen die daar niet in betrokken zijn.
4.4.
Uit wat in 4.1 tot en met 4.3 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 november 2014.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) O.P.L. Hovens

HD