ECLI:NL:CRVB:2014:3881
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens onvoldoende duidelijkheid over woon- en verblijfsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant had een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Schiedam heeft deze aanvraag afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant onvoldoende duidelijkheid had verschaft over zijn woon- en verblijfsituatie, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De appellant had tijdens een intakegesprek verklaard dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats had en dat hij ingeschreven stond bij een vriend. Het college heeft vervolgens onderzoek gedaan naar zijn woon- en leefsituatie, waarbij onder andere een onaangekondigd huisbezoek heeft plaatsgevonden. De bevindingen van dit huisbezoek, samen met de verklaringen van de appellant, leidden tot de conclusie dat hij de inlichtingenverplichting had geschonden door onjuiste informatie te verstrekken.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij voldoende had aangetoond dat hij op het opgegeven adres verbleef, onder andere door te wijzen op persoonlijke spullen die daar aanwezig waren. De Raad oordeelde echter dat deze argumenten niet voldoende waren om aan te tonen dat hij zijn hoofdverblijf op dat adres had. De Raad bevestigde dat de appellant over de beoordelingsperiode onvoldoende duidelijkheid had verschaft over zijn woon- en verblijfsituatie, en dat het college op goede gronden de aanvraag had afgewezen.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van griffier O.P.L. Hovens.