ECLI:NL:CRVB:2014:3877
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van aanvullende bijstand en arbeidsverplichtingen in het kader van de WWB
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de toekenning van aanvullende bijstand aan appellante, die eerder een uitkering ontving op grond van de Ziektewet. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Waddinxveen om haar ontheffing te verlenen van de arbeidsverplichtingen die voortvloeien uit de Wet werk en bijstand (WWB).
De Raad heeft vastgesteld dat appellante tot 3 februari 2012 een uitkering ontving op basis van de Ziektewet, maar dat haar aanvraag voor een Wia-uitkering was afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het college had op 2 juli 2012 aanvullende bijstand toegekend, maar appellante verzocht om ontheffing van de arbeidsverplichtingen. Het college heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot het indienen van bezwaar door appellante. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij meer psychische en fysieke problemen had dan vastgesteld door de verzekeringsarts en dat haar zwangerschap en de zorg voor haar pasgeboren dochter haar belastbaarheid beïnvloedden. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college zijn besluitvorming kon baseren op de rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, die concludeerden dat appellante in staat was om 40 uur per week te werken, mits hoge werkdruk en conflictsituaties werden vermeden.
De Raad heeft ook de argumenten van appellante over de zorgtaken voor haar kinderen beoordeeld, maar oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd dat haar echtgenoot deze taken niet kon vervullen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.