ECLI:NL:CRVB:2014:3868
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van persoonsgebonden budget (pgb) wegens niet-naleving verantwoordingsverplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. De appellant had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen van het Zorgkantoor Menzis voor de periode van 1 juni 2011 tot en met 31 december 2011, in verband met een indicatie voor begeleiding en persoonlijke verzorging vanwege een visuele handicap. Het Zorgkantoor had appellant verzocht om verantwoording af te leggen over de besteding van het pgb, maar appellant had niet voldaan aan de daaraan verbonden verplichtingen. Het Zorgkantoor besloot daarom het pgb in te trekken en het betaalde budget terug te vorderen.
Appellant stelde dat hij niet op de hoogte was van de verantwoordingsverplichtingen, omdat hij mondelinge afspraken had gemaakt met een medewerker van het Zorgkantoor. De rechtbank oordeelde echter dat appellant niet had aangetoond hoe hij het pgb had besteed, aangezien hij geen declaraties of facturen had overgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant op de hoogte was van de verantwoordingsverplichtingen en dat het Zorgkantoor terecht het pgb had ingetrokken. De Raad concludeerde dat er geen rechtsgeldige toezegging was gedaan dat de verantwoordingsverplichtingen niet voor appellant golden. De Raad bevestigde dat het Zorgkantoor bevoegd was om het pgb in te trekken en de betaalde voorschotten terug te vorderen, omdat appellant niet had voldaan aan de verplichtingen die aan het pgb waren verbonden.