Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de verlaging van de bijstandsuitkering van appellant op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande met een toeslag van 20%. Het college van burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe verzocht appellant op 25 oktober 2012 om bewijsstukken van huurbetalingen van de laatste drie maanden. Appellant overhandigde een huurverklaring van zijn moeder en enkele bankafschriften, maar het college oordeelde dat deze documenten onvoldoende bewijs boden voor de huurbetalingen. Op 21 december 2012 verlaagde het college de bijstand met € 113,50 netto per maand, omdat appellant lage huurlasten zou hebben.
Appellant ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Noord-Nederland bevestigde deze beslissing op 27 augustus 2013. Appellant ging vervolgens in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat hij wel degelijk € 200,- huur per maand had betaald, maar dat hij de kwitanties pas later kon overleggen omdat hij deze kwijt was geraakt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de kwitanties die appellant in beroep overlegde niet de betekenis hadden die hij eraan hechtte, omdat deze pas tijdens de procedure waren ingediend en appellant al eerder op de hoogte was gesteld van de noodzaak om bewijs van huurbetalingen te overleggen.
De Raad concludeerde dat zonder aanvullend bewijs, zoals bankafschriften, niet kon worden vastgesteld dat de kwitanties authentiek waren en dat de bedragen daadwerkelijk waren betaald. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.