ECLI:NL:CRVB:2014:3834
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Weigering van NMIK over de periode van 1 december 1984 tot 1 mei 1990
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1939, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, waarin zijn verzoek om vergoeding van niet-meetbare invaliditeitskosten (NMIK) over de periode van 1 december 1984 tot 1 mei 1990 werd afgewezen. Appellant was eerder erkend als vervolgingsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) en had in 1990 een periodieke uitkering aangevraagd, die hem in 1992 was toegekend. De afwijzing van het verzoek om NMIK werd in het bestreden besluit van 26 februari 2013 bevestigd, waartegen appellant in beroep ging.
Tijdens de zitting op 9 oktober 2014 heeft verweerder een beroep gedaan op verjaring, aangezien de financiële aanspraak van appellant betrekking had op een periode die meer dan vijf jaar voor het inleidende verzoek was verstreken. De Raad overwoog dat, volgens vaste rechtspraak, financiële aanspraken jegens de overheid na vijf jaar niet meer afdwingbaar zijn. Appellant had in 2012 verzocht om NMIK, maar de periode waarover hij aanspraak maakte was al afgesloten.
De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de verjaring af te wijken. Appellant had eerder geen rechtsmiddelen ingesteld tegen eerdere besluiten en zijn argumenten waren niet tijdig ingediend. De Raad oordeelde dat de weigering van NMIK over de in geding zijnde periode in rechte standhield en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2014.