ECLI:NL:CRVB:2014:3829
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en de medische geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die een WIA-uitkering aanvroeg, was van mening dat hij volledig arbeidsongeschikt was, terwijl het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had de bevindingen van een door haar ingeschakelde deskundige psychiater gevolgd, die oordeelde dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor de appellant.
De Raad heeft de argumenten van de appellant tegen de deskundige en de rechtbank beoordeeld. Appellant stelde dat de deskundige de ernst van zijn klachten onderschatte en dat hij niet in staat was om de geduide functies uit te oefenen. Het Uwv heeft het verzoek gedaan om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht de deskundige had gevolgd, omdat deze een zorgvuldig en consistent onderzoek had uitgevoerd. De Raad benadrukte dat de medische beperkingen van de appellant niet konden worden aangemerkt als kenmerken die in aanmerking moesten worden genomen bij de beoordeling van de geschiktheid van de functies.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.