In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant had een aanvraag ingediend voor een werkleeraanbod op basis van de Wet investeren in jongeren (WIJ). Het college van burgemeester en wethouders van Woerden had de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat de appellant niet op de gemaakte afspraken was verschenen. De appellant, geboren in 1987, was op 9 mei 2011 te laat op een afspraak en verscheen niet op een tweede afspraak op 11 mei 2011. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
De Raad overwoog dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De appellant had niet aannemelijk gemaakt dat hij de afspraken en de gevolgen van het niet verschijnen niet had begrepen, ondanks zijn eerdere opname in een psychiatrisch centrum. De Raad concludeerde dat de appellant niet voldoende medische onderbouwing had geleverd om aan te tonen dat zijn psychische toestand hem verhinderde om aan zijn verplichtingen te voldoen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken.
De uitspraak benadrukt het belang van het verschijnen op afspraken en de verantwoordelijkheid van de aanvrager om zijn aanvraag te onderbouwen, vooral in situaties waarin psychische problemen een rol spelen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.