ECLI:NL:CRVB:2014:378
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsbesluit wegens schending inlichtingenverplichting en verzwegen inkomsten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Katwijk ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving van 24 januari 2003 tot en met 27 oktober 2009 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Na signalen van het Inlichtingenbureau over verzwegen bankrekeningen en inkomsten, heeft het college een onderzoek ingesteld. De onderzoeksresultaten leidden tot een besluit van 13 december 2010, waarbij de bijstand van appellante werd herzien en teveel gemaakte kosten van bijstand werden teruggevorderd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de stortingen op haar bankrekening spaargeld betroffen en dat zij geen inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad overweegt dat appellante verplicht was om al haar bankrekeningen op te geven en dat zij hierin niet heeft voldaan. De Raad oordeelt dat de bedragen op de bankrekening niet aannemelijk zijn als spaargeld, gezien de omvang van de stortingen en de inconsistentie in de verklaringen van appellante. Ook de inkomsten uit arbeid en de belastingteruggave zijn door de Raad als relevant beoordeeld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 februari 2014.