ECLI:NL:CRVB:2014:3750
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige herbeoordeling
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 15 december 1997 een uitkering ontving vanwege psychische en lichamelijke klachten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden gedaan en dat de conclusies van de psychiatrische expertise overtuigend waren. Appellant had eerder een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% maar na herbeoordeling in 2011 concludeerde de verzekeringsarts dat er geen ernstige psychische stoornis was en dat appellant slechts 4,93% arbeidsongeschikt was. De WAO-uitkering werd per 3 februari 2012 ingetrokken.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn belastbaarheid niet correct was vastgesteld en dat er naast een aanpassingsstoornis ook sprake was van een depressieve stoornis. Hij verwees naar eerdere diagnoses van zijn behandelend psychiaters en stelde dat de geselecteerde functies niet geschikt waren vanwege zijn lichamelijke klachten. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de eerdere rapporten van de verzekeringsartsen voldoende inzichtelijk waren en dat de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijk was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat de FML van 8 november 2011 adequaat rekening hield met de klachten van appellant en dat hij in staat werd geacht de geselecteerde functies te vervullen. De beslissing om de WAO-uitkering in te trekken werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.