ECLI:NL:CRVB:2014:3743
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om een ANW-uitkering toe te kennen aan de echtgenoot van appellante
Op 14 november 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, die een verzoek had ingediend om een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) toe te kennen. De zaak betreft de echtgenoot van appellante, die in Nederland had gewoond en gewerkt, maar op 1 januari 2000 naar Marokko was teruggekeerd. Hij overleed op 27 mei 2005. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had het verzoek van appellante om een ANW-uitkering afgewezen, omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Dit besluit werd door de Svb in een eerdere fase van de procedure bevestigd, maar appellante ging in hoger beroep.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de echtgenoot van appellante niet tijdig de uitvoeringsinstantie in Nederland had geïnformeerd over zijn wijziging van woonadres. Dit had gevolgen voor zijn verzekering en de mogelijkheid om een uitkering aan te vragen. De rechtbank Amsterdam had eerder het besluit van de Svb vernietigd wegens een formeel gebrek, maar de Svb had het bezwaar van appellante opnieuw ongegrond verklaard. De rechtbank had vervolgens het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad de eerdere oordelen bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen reden was om de uitspraak van de rechtbank onjuist te achten, vooral omdat de Svb had aangetoond dat de echtgenoot van appellante niet tijdig had gereageerd op belangrijke informatie over zijn verzekering. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen, en werd openbaar uitgesproken op 14 november 2014.