ECLI:NL:CRVB:2014:3734

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 oktober 2014
Publicatiedatum
13 november 2014
Zaaknummer
13-3382 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor vervoersvoorziening op grond van de Wmo wegens gebrek aan medische noodzaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, die lijdt aan verschillende medische aandoeningen, had een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening in de vorm van een gesloten buitenwagen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant gebruik kan maken van een regiotaxi en een scootmobiel. Dit besluit was gebaseerd op een advies van SCIO Consult, waarin werd gesteld dat er geen medische noodzaak was voor de gevraagde voorziening.

De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, omdat appellant niet voldoende medische onderbouwing had geleverd voor zijn standpunt dat hij niet in staat was om gebruik te maken van een scootmobiel. In hoger beroep heeft appellant opnieuw zijn bezwaren geuit, waarbij hij zijn ervaringen met het gebruik van de scootmobiel en de regiotaxi naar voren bracht. Hij stelde dat hij door de buitentemperatuur en de noodzaak om zijn benen te strekken tijdens lange ritten ernstige klachten ervaart.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde hieraan toe dat de medische verklaringen die appellant in hoger beroep had ingediend, geen nieuwe aanknopingspunten boden voor de conclusie dat hij op medische gronden was aangewezen op een gesloten buitenwagen. De Raad bevestigde daarom de aangevallen uitspraak en wees de verzoeken van appellant af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/3382 WMO
Datum uitspraak: 29 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
13 mei 2013, 13/496 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.H.F. de Jong, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellant heeft mr. De Jong nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2014. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. G.H. Siemeling.

OVERWEGINGEN

1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
1.1.
Appellant is bekend met een vasculaire aandoening in de benen, een orthopedische aandoening met functiebeperking van beide ellebogen en de rechterschouder, een endocriene aandoening en een peesontsteking aan beide voeten. Als gevolg van deze aandoeningen is appellant beperkt in het verplaatsen over de middellange en lange afstanden.
1.2.
Op 23 juli 2012 heeft appellant bij het college een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in de vorm van een gesloten buitenwagen. Bij besluit van 21 augustus 2012 heeft het college de aanvraag afgewezen, op de grond dat appellant gebruik kan maken van de regiotaxi en een scootmobiel. Het college heeft zich hierbij gebaseerd op het advies van SCIO Consult (SCIO) van
16 augustus 2012, inhoudende dat er vanuit medisch oogpunt geen noodzaak bestaat voor de door appellant gevraagde gesloten buitenwagen. In het advies van SCIO heeft de arts geconcludeerd dat de bloedvatenproblematiek van appellant geen belemmering is voor het gebruik van een scootmobiel, wanneer er maatregelen worden getroffen tegen de kou, zoals het gebruik van een benenzak. In het advies is geadviseerd om naast het gebruik van de regiotaxi een aanvullende vervoersvoorziening in de vorm van een scootmobiel met benenzak toe te kennen.
1.3.
Bij besluit van 6 december 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 21 augustus 2012 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat wat appellant heeft aangevoerd niet heeft geleid tot twijfel aan de juistheid en de volledigheid van het advies van SCIO. Appellant heeft zijn standpunt dat hij als gevolg van problemen met zijn bloedcirculatie geen gebruik kan maken van een scootmobiel niet nader onderbouwd met medische gegevens.
3. Appellant heeft in hoger beroep, samengevat, aangevoerd dat hij als ervaringsdeskundige naar voren heeft gebracht welke problemen hij heeft met het gebruik van de scootmobiel en de regiotaxi. Bij vervoer met de scootmobiel wordt appellant blootgesteld aan de buitentemperatuur, waardoor hij veel last heeft van klachten. Voor vervoer per regiotaxi geldt voor de lange afstanden dat het voor appellant noodzakelijk is om zijn benen regelmatig te strekken en speelt het probleem met het verwarmen van de benen een rol.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad voegt hier het volgende aan toe.
4.2.
Appellant heeft in hoger beroep herhaald wat hij bij de rechtbank heeft aangevoerd. Daaraan heeft hij in hoger beroep een aantal medische verklaringen toegevoegd, waaronder een verwijsbrief van de huisarts naar de revalidatiearts van 4 juni 2014, een brief van internist-endocrinoloog P.R.J. Gallas van 19 juni 2014, een brief van reumatoloog Y. Schenk van 31 juli 2014 en een uitdraai van het huisartsenjournaal van 5 september 2014. Los van de vraag of de voornoemde verklaringen betrekking hebben op de periode in geding, bevatten die verklaringen naar het oordeel van de Raad geen aanknopingspunten dat appellant op medische gronden is aangewezen op een gesloten buitenwagen en geen gebruik zou kunnen maken van de regiotaxi in combinatie met een scootmobiel met benenzak. Wat in hoger beroep verder naar voren is gebracht kan naar het oordeel van de Raad niet leiden tot de conclusie dat het advies van SCIO niet voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of niet inzichtelijk is gemotiveerd.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2014.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) H.J. Dekker

NK