ECLI:NL:CRVB:2014:3710
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor verlenging van huishoudelijke verzorging op basis van onvoldoende noodzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die beperkingen ondervond door een frozen shoulder, had een aanvraag ingediend voor verlenging van huishoudelijke verzorging. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had deze aanvraag afgewezen, omdat zij van mening was dat er geen noodzaak was voor de gevraagde zorg. De rechtbank had deze afwijzing bevestigd.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het college voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat de afwijzing van de aanvraag goed gemotiveerd was. De Wmo-adviseur had geconcludeerd dat appellante in staat was om zelfstandig haar huishouden te voeren, ondanks haar beperkingen. Appellante had geen medische informatie overgelegd die de noodzaak voor huishoudelijke verzorging kon onderbouwen. Bovendien had zij zich niet gehouden aan het advies van haar huisarts om fysiotherapie te volgen, wat haar situatie mogelijk had kunnen verbeteren.
In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe gronden waren die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad bevestigde dat er geen noodzaak was voor de gevraagde zorg en dat het college terecht had besloten om de aanvraag af te wijzen. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.