ECLI:NL:CRVB:2014:3684
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de intrekking van een aanvraag om bijstand die appellant op 3 juli 2012 had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag op 10 augustus 2012 door appellant was ingetrokken, wat door de Centrale Raad van Beroep werd bevestigd. Appellant had in een telefoongesprek met een medewerker van de gemeente aangegeven dat hij zijn aanvraag niet meer nodig had en dat deze kon worden ingetrokken. De Raad oordeelde dat de intrekking van de aanvraag ook telefonisch kon plaatsvinden, mits deze schriftelijk werd bevestigd. Appellant voerde aan dat hij de bevestiging van de intrekking niet had ontvangen, maar de Raad stelde vast dat het GBA-adres het enige bekende adres was en dat appellant zelf had aangegeven niet meer op het uitkeringsadres te verblijven. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een termijnoverschrijding en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de aanvraag was ingetrokken. Het verzoek van appellant om schadevergoeding werd afgewezen, en de proceskosten werden niet toegewezen.