ECLI:NL:CRVB:2014:3640
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor voortzetting van begeleiding in een zorginstelling onder de AWBZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellante, die sinds 5 januari 2011 gedwongen is opgenomen in een zorginstelling, heeft een aanvraag ingediend voor voortzetting van begeleiding tijdens haar verblijf. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het eerste jaar van haar opname onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) valt, terwijl de indicatie voor AWBZ-zorg vanaf 5 januari 2012 is verleend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een zorgzwaartepakket GGZ04B, klasse 7. Dit houdt in dat appellante recht heeft op zorg gedurende zeven dagen per week, inclusief begeleiding tijdens verlof.
De Raad heeft de argumenten van appellante, die onder andere de gedwongen opname en medicatie aanvoert, niet relevant geacht voor de beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag ongegrond verklaard, en de Centrale Raad heeft deze beslissing bevestigd. De Raad concludeert dat CIZ terecht heeft gewezen op de noodzaak voor appellante om in overleg te treden met de instelling voor begeleiding tijdens verlof, aangezien de indicatie voor AWBZ-zorg geen aparte begeleiding in het weekend toestaat.
De uitspraak benadrukt de scheiding tussen de zorgindicatie en de omstandigheden van gedwongen opname, waarbij de Raad geen rechtsmacht heeft om de gedwongen opname of medicatie te beoordelen. De Centrale Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.