ECLI:NL:CRVB:2014:3613
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op loongerelateerde WGA-uitkering en LAU-berekening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 12 september 2012, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die sinds 27 juni 2005 arbeidsongeschikt is, ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering (LGU) op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Na een herbeoordeling door het Uwv in 2011 werd vastgesteld dat appellant met ingang van 8 november 2011 recht had op een WGA-vervolguitkering, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 45 tot 55%. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn medische beperkingen onvoldoende waren erkend.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv, zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht en dat de beperkingen van appellant op een zorgvuldige wijze zijn in kaart gebracht. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit I gegrond verklaard, terwijl het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond werd verklaard. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1956,92.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om voldoende medische onderbouwing te leveren voor hun claims. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen nieuwe medische informatie heeft ingediend die zijn standpunt ondersteunt, waardoor de eerdere besluiten van het Uwv in stand blijven.