ECLI:NL:CRVB:2014:3606
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag om verhuiskostenvergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant had een herhaalde aanvraag ingediend voor een verhuiskostenvergoeding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), omdat hij stelde dat zijn woning vochtig en te groot was. De aanvraag was eerder op 3 november 2009 afgewezen, en ook de tweede aanvraag op 1 april 2011 werd afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die de aanvraag konden rechtvaardigen.
De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de appellant ging in hoger beroep. De Raad oordeelde dat de redenen voor de herhaalde aanvraag identiek waren aan die van de eerdere aanvraag, en dat de appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die de afwijzing konden onderbouwen. De Raad benadrukte dat het aan de appellant was om nieuwe feiten of omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken, wat hij niet had gedaan.
De Raad concludeerde dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag terecht had gehandeld door de aanvraag af te wijzen, en dat de rechtbank de eerdere uitspraak terecht had bevestigd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 november 2014.