ECLI:NL:CRVB:2014:3602
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar tegen Bericht Terugbetalen 2012
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een bezwaar van appellante tegen het Bericht Terugbetalen 2012, waarin de hoogte van de schuld uit studiefinanciering werd vastgesteld. Appellante stelde dat de hoofdsom van de schuld lager was dan door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werd aangenomen. De Minister had het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat het Bericht Terugbetalen 2012 volgens hem geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor wat betreft de hoofdsom van de schuld. De hoofdsom was immers ontstaan door eerdere besluiten.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het Bericht Terugbetalen 2012 geen zelfstandig rechtsgevolg had ten aanzien van de hoogte van de schuld, aangezien deze al eerder door de Minister was vastgesteld. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de hoofdsom, maar de Raad concludeerde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, omdat het Bericht Terugbetalen 2012 niet gericht was op rechtsgevolg voor de hoofdsom.
De Raad ging niet mee in de stelling van appellante dat zij pas na ontvangst van het Bericht Terugbetalen 2012 op de hoogte was van de daadwerkelijke schuld. De Raad oordeelde dat de eerdere berichten, waarin de schuld was vermeld, ook door appellante waren ontvangen. De rechtbank had bovendien terecht geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat het bestreden besluit in rechte standhield. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het hoger beroep ongegrond.