Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de buitenlandbijdrage van een appellant die in Spanje woont. De appellant had zich met een formulier E-121 ingeschreven bij het bevoegde orgaan (INNS) van zijn woonplaats. Op 2 maart 2010 bevestigde dit orgaan dat hij met ingang van 1 januari 2006 in Spanje was ingeschreven en dat de kosten van zijn medische zorg ten laste van Nederland komen. Dit houdt in dat de buitenlandbijdragen vanaf deze datum konden worden vastgesteld. De appellant had echter te laat gemeld bij INNS, waardoor hij zijn uitgaven voor ziektekosten niet vanaf 1 januari 2006 kon declareren. De Raad oordeelde dat dit niet betekent dat de appellant geen buitenlandbijdrage verschuldigd was vanaf deze datum.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de bezwaren van de appellant tegen het besluit van 17 maart 2011 niet konden slagen. De buitenlandbijdragen voor de jaren 2006 en 2007 waren vastgesteld op respectievelijk € 1.078,11 en € 1.028,54. De rechtbank had het beroep tegen het besluit van 15 december 2010 wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 17 maart 2011 ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn gronden, maar de Raad oordeelde dat er geen reden was om de eerdere besluiten te vernietigen.
De appellant stelde schade te hebben geleden door de late inschrijving bij INNS, maar de Raad wees erop dat er geen plaats was voor schadevergoeding, aangezien het hoger beroep niet leidde tot vernietiging van het besluit. De Raad merkte op dat de appellant, indien ingediende declaraties niet vergoed zouden worden door de Cvz, dit bij de burgerlijke rechter kan aanvechten. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, met I.J. Penning als griffier, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.