ECLI:NL:CRVB:2014:3595
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand wegens niet woonachtig op opgegeven adres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had op 8 februari 2012 een aanvraag voor bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, waarbij hij aangaf te wonen op een bepaald adres. Echter, na een huisbezoek op 27 februari 2012, concludeerde het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar dat appellant niet op het opgegeven adres woonde. Dit leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag op 2 maart 2012, welke beslissing later door de rechtbank werd bevestigd.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat hij ingeschreven stond op het opgegeven adres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) en dat deze inschrijving leidend zou moeten zijn. Hij betwistte de bevindingen van het college en de rechtbank, die volgens hem ten onrechte de bewijslast ten nadele van hem hadden verdeeld. De Raad overwoog dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid in beginsel op de aanvrager rust en dat de vraag waar iemand woonplaats heeft, beantwoord moet worden aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.
De Raad concludeerde dat de omstandigheden, zoals vastgesteld tijdens het huisbezoek, niet wezenlijk ondersteunden dat appellant op het opgegeven adres woonde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door W.F. Claessens, met J.T.P. Pot als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 4 november 2014.