ECLI:NL:CRVB:2014:3585
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bijstandsverlening aan verzoekster met Poolse nationaliteit
Op 28 oktober 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14-4440 WWB VV-PV. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. De zaak betreft een verzoekster met de Poolse nationaliteit die in Nederland verblijft en bijstand heeft aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag afgewezen, omdat verzoekster geen verblijfstitel zou hebben die recht op bijstand zou geven. Dit besluit werd door de rechtbank Amsterdam in een eerdere uitspraak bevestigd, maar de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college niet zorgvuldig heeft gehandeld door geen inhoudelijk oordeel te geven over een van de aangevoerde gronden van verzoekster.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat zolang er geen besluit is genomen door de staatssecretaris over het vervallen van het verblijfsrecht van verzoekster, er van rechtmatig verblijf moet worden uitgegaan. Dit is gebaseerd op artikel 8, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000. De voorzieningenrechter heeft het college opgedragen om met ingang van 8 augustus 2014 bijstand te verlenen aan verzoekster en heeft het college veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 974,-, alsook het griffierecht van € 122,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen dat verzoekster niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claim van duurzaam verblijfsrecht, maar dat er wel voldoende redenen zijn om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet stand zal houden.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming door het college en de noodzaak om de rechten van verzoeksters in het kader van sociale bijstand te waarborgen, vooral in situaties waarin de verblijfsstatus onduidelijk is. De voorzieningenrechter heeft de zaak dusdanig beoordeeld dat de belangen van verzoekster voorop staan, totdat er een definitieve uitspraak in de bodemprocedure is gedaan.