ECLI:NL:CRVB:2014:3580
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- J.C. Hoogendoorn
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van het onderzoek door de verzekeringsarts
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), die was gebaseerd op de conclusie dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De appellant voerde aan dat het onderzoek door de verzekeringsarts niet zorgvuldig was en dat deze arts partijdig was. Hij stelde dat de rechtbank in strijd met het fair trial-beginsel had gehandeld door geen onafhankelijke deskundige te benoemen. De Raad oordeelde echter dat er geen aanwijzingen waren dat het onderzoek partijdig was en dat de conclusies van de verzekeringsarts goed onderbouwd waren. De Raad verwees naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, waarin werd gesteld dat er geen direct medisch objectiveerbare afwijkingen waren vastgesteld.
De Raad concludeerde dat er geen schending was van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en dat het financieel niet in staat zijn om zelf een deskundige in te schakelen niet in de weg stond aan het verkrijgen van een medisch rapport. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de appellant in medisch opzicht in staat was de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente af. De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen als voorzitter, in tegenwoordigheid van J.C. Hoogendoorn als griffier.