ECLI:NL:CRVB:2014:352
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- J.N.A. Bootsma
- H.A.A.G. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de diensttijd en loopbaanpremie van een ambtenaar bij de Dienst Justitiële Inrichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een loopbaanpremie aan een ambtenaar die werkzaam was bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De zaak betreft de interpretatie van de Ministeriële Regeling Arrangementen tweede carrière na vervulling van een substantieel bezwarende functie (SB-functie) en de vaststelling van de diensttijd van de betrokkene. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de diensttijd van de betrokkene, die in een SB-functie bij DJI heeft gewerkt, moet worden vastgesteld op 17 jaren en ruim een maand, met inachtneming van de periode van buitengewoon verlof. De betrokkene had aanspraak gemaakt op een loopbaanpremie van 150% van zijn jaarbezoldiging, wat door de rechtbank werd bevestigd.
De minister van Veiligheid en Justitie, als appellant, stelde in hoger beroep dat de formele aanstellingsduur van de betrokkene 19 jaar bedraagt, zoals ook blijkt uit een nieuwe Regeling van 20 juni 2012. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank de interpretatie van de Regeling correct had toegepast. De Raad benadrukte dat de formulering "diensttijd doorgebracht in een SB-functie bij DJI" duidt op een feitelijke situatie en dat de betrokkene tijdens zijn militaire dienst en na 1 juli 2009 niet meer in een SB-functie werkzaam was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de minister ongegrond.
De Raad oordeelde verder dat de minister de betrokkene niet kon beroepen op de nieuwe Regeling, die ten tijde van het bestreden besluit nog niet van toepassing was. De Raad nam ook in overweging dat de betrokkene door de personeelsfunctionaris was geïnformeerd dat hij in aanmerking kwam voor een loopbaanpremie van 150%. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en de leden J.N.A. Bootsma en H.A.A.G. Vermeulen. De proceskosten van de betrokkene in hoger beroep werden begroot op € 974,- en de minister werd veroordeeld in deze kosten.