ECLI:NL:CRVB:2014:3506

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 oktober 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
13-6816 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift in het kader van AWBZ

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen een besluit van Agis Zorgkantoor werd vastgesteld. Appellant, een minderjarige, had een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend gekregen op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Agis had appellant verzocht om verantwoordingspapieren, maar na uitblijven van een reactie werd het pgb vastgesteld op nihil en werden reeds betaalde voorschotten teruggevorderd. De moeder van appellant heeft op 31 juli 2012 een e-mail gestuurd waarin zij vraagt of haar eerder ingediende bezwaarschrift is ontvangen. Agis verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij werd overwogen dat de omstandigheden die door de moeder van appellant werden aangevoerd niet verschoonbaar waren.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat Agis in haar systemen zou moeten zoeken naar het eerder ingediende bezwaarschrift en dat de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn gezien de psychische en lichamelijke gezondheidstoestand van de moeder. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht, niet is nageleefd. De Raad heeft vastgesteld dat er geen objectieve gegevens zijn die de claims van de moeder ondersteunen en dat het eerder ingediende bezwaarschrift niet is aangetoond. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep verworpen, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

13/6816 AWBZ
Datum uitspraak: 29 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
14 november 2013, 12/5596 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te[woonplaats] (appellant)
Agis Zorgkantoor (Agis)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. C.M.E. Schreinemacher, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Agis heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2014. Namens appellant is mr. Schreinemacher verschenen. Agis heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Aan appellant, geboren op [in] 2002, is bij besluit van 25 augustus 2011 een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) toegekend over 2011 van in totaal € 28.050,32.
1.2.
Bij brieven van 14 maart 2012 en 12 april 2012 heeft Agis appellant verzocht de verantwoordingspapieren over de maanden juli tot en met december 2011 toe te sturen. Toen daarop geen reactie volgde, heeft Agis bij besluit van 13 juni 2012 het pgb van appellant, bestemd voor de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011, vastgesteld op nihil en de reeds betaalde voorschotten over die periode ten bedrage van € 11.650,56 teruggevorderd.
1.3.
De moeder en wettelijk vertegenwoordigster van appellant heeft op 31 juli 2012 een
e-mail naar Agis gestuurd, waarin zij vraagt of haar enkele weken daarvoor naar Agis opgestuurde bezwaarschrift is ontvangen. Zij stelt dat indien dat niet het geval is, de e-mail als bezwaarschrift tegen het besluit van 13 juni 2012 moet worden beschouwd.
1.4.
Bij brieven van 6 augustus 2012 en 10 september 2012 heeft Agis appellant verzocht de redenen toe te lichten waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Bij brief van
23 september 2012 heeft de moeder van appellant de termijnoverschrijding toegelicht. Zij stelt dat zij in die periode last had van een fikse longontsteking en dat er bovendien sprake was van onduidelijkheid over de indicatie van appellant en van problematiek rond de gerechtelijke procedures daarover en dat zij druk was een geschikte instelling voor appellant te vinden.
1.5.
Bij besluit van 3 oktober 2012 (bestreden besluit) heeft Agis het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard. De door de moeder van appellant aangevoerde omstandigheden die hebben geleid tot de termijnoverschrijding acht Agis niet van dien aard dat daarmee sprake was van verschoonbaarheid. Daarbij heeft Agis in aanmerking genomen dat dit niet de eerste keer is dat sprake is van termijnoverschrijding en er dus niet gesproken kan worden van een incident.
2. Het door appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep is door de rechtbank bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat uit het dossier niet blijkt dat eerder dan 31 juli 2012 bezwaar is gemaakt tegen het besluit van 13 juni 2012 en dat de door de moeder van appellant aangevoerde omstandigheden de
termijnoverschrijding niet verschoonbaar maken. Het feit dat door een medewerker van Agis telefonisch aan de moeder van appellant kenbaar is gemaakt dat alsnog een inhoudelijke behandeling van het bezwaar zou volgen indien zij het eerder ingediende bezwaarschrift aan zou kunnen leveren, is volgens de rechtbank niet aan te merken als een ondubbelzinnige, uitdrukkelijke en onvoorwaardelijke toezegging van een daartoe bevoegd orgaan, zodat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt.
3. In hoger beroep is namens appellant aangevoerd dat Agis in haar systemen zou moeten zoeken naar het eerder en tijdig ingediende bezwaarschrift. Verder is aangekondigd dat appellant zelf ook moeite zal gaan doen om dat tijdig ingediende bezwaarschrift boven tafel te krijgen. Tot slot is gesteld dat de termijnoverschrijding in het licht van de labiele psychische en lichamelijke gezondheidstoestand van de moeder van appellant wel verschoonbaar is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken. Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn per post is ontvangen of indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4.2.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkheidsverklaring van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.
4.3.
In hoger beroep is het beweerdelijk eerder dan 31 juli 2012 ingediende bezwaarschrift, net als in bezwaar en beroep, niet boven tafel gekomen. De Raad dient er daarom, net als de rechtbank, vanuit te gaan dat appellant niet eerder dan met de e-mail van 31 juli 2012 en derhalve te laat bezwaar heeft gemaakt.
4.4.
In de namens appellant aangevoerde omstandigheden is door de rechtbank terecht geen reden gezien om een verschoonbare termijnoverschrijding in de zin van artikel 6:11 van de Awb aan te nemen. Daarbij is vooral van belang dat het dossier geen objectieve (medische) gegevens bevat, die het - impliciet ingenomen - standpunt van de moeder van appellant ondersteunen dat zij gedurende de bezwaartermijn wegens ziekte en andere problemen in het geheel niet in staat was zelf een bezwaarschrift in te dienen of te laten indienen.
4.5.
Het hoger beroep faalt en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel als voorzitter en G. van Zeben-de Vries en
R.H. de Bock als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2014.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) G.J. van Gendt

MK