ECLI:NL:CRVB:2014:3457
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening WAO-uitkering wegens gebrek aan toename van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De appellant, die sinds 1996 een WAO-uitkering ontvangt, had verzocht om herziening van zijn uitkering omdat hij zich per 23 februari 2009 toegenomen arbeidsongeschikt had gemeld. Het Uwv had dit verzoek afgewezen, met de onderbouwing dat de medische beperkingen van appellant niet waren toegenomen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van een toename van arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 37 van de WAO. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant had geen nieuwe medische informatie overgelegd die de eerdere beoordeling zou kunnen ondermijnen.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat zijn psychische beperkingen sinds 2009 fors waren toegenomen, maar de Raad vond geen aanknopingspunten in de medische stukken die deze claim ondersteunden. De Raad concludeerde dat het Uwv op juiste gronden het verzoek om herziening van de WAO-uitkering had afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.