Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant, die als apothekersassistent in opleiding werkte, had zich op 24 juni 2009 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 24 mei 2011 vastgesteld dat de appellant geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd in bezwaar door de appellant bestreden, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond op 14 oktober 2011.
De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak het beroep van de appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen een zorgvuldige medische beoordeling hadden verricht en dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen van de appellant. De rechtbank vond dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd waarom er geen verdere beperkingen moesten worden vastgesteld, ondanks de ingediende informatie van de chiropractor.
In hoger beroep heeft de appellant zijn onvrede geuit over de beslissing van de rechtbank, maar de Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen nadere gronden had ingediend. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit terecht in stand zijn gelaten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier.