ECLI:NL:CRVB:2014:3456

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
24 oktober 2014
Zaaknummer
12-4145 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering en de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant, die als apothekersassistent in opleiding werkte, had zich op 24 juni 2009 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 24 mei 2011 vastgesteld dat de appellant geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd in bezwaar door de appellant bestreden, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond op 14 oktober 2011.

De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak het beroep van de appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen een zorgvuldige medische beoordeling hadden verricht en dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen van de appellant. De rechtbank vond dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd waarom er geen verdere beperkingen moesten worden vastgesteld, ondanks de ingediende informatie van de chiropractor.

In hoger beroep heeft de appellant zijn onvrede geuit over de beslissing van de rechtbank, maar de Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen nadere gronden had ingediend. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit terecht in stand zijn gelaten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier.

Uitspraak

12/4145 WIA
Datum uitspraak: 24 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van
20 juni 2012, 11/3859 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L. Boon, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 27 november 2012 heeft mr. R.L.J.J. Vereijken zich als opvolgend gemachtigde gesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2014. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J.H. Maas.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is op 24 juni 2009 uitgevallen voor zijn werkzaamheden van apothekersassistent in opleiding, vanwege psychische klachten als gevolg van problemen op het werk.
1.2.
Bij besluit van 24 mei 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan, omdat appellant met ingang van 22 juni 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 14 oktober 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Zij heeft daartoe overwogen dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft nu het Uwv eerst in beroep heeft gereageerd op de in bezwaar aangevoerde grond dat appellant beperkt moet worden geacht wat betreft het werken onder een leidinggevende. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep een zorgvuldige medische beoordeling verricht. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat deze verzekeringsartsen de beperkingen van appellant niet juist hebben vastgesteld. Zij heeft daartoe ook overwogen dat de verzekeringsartsen de beschikbare medische informatie van de behandelend sector kenbaar in hun beoordeling hebben betrokken. Voorts heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk gemotiveerd waarom hij geen argumenten heeft gezien om, afgezien van een beperking ten aanzien van tijdsdruk, beperkingen vast te stellen ten aanzien van geclaimde concentratieproblemen de arbeidsduur, de ervaren vermoeidheidsklachten en de ervaren problemen in de nek-, schouder-, arm- of rugfunctie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook toereikend gemotiveerd waarom de in beroep ingezonden informatie van de chiropractor hem geen aanleiding heeft gegeven verdergaande beperkingen vast te stellen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten aangetroffen voor het oordeel dat appellant sterk beperkt is ten aanzien van het omgaan met conflicten. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toereikend gemotiveerd dat een beperking ten aanzien van “werken onder een leidinggevende” niet aan de orde is. Uitgaande van de juistheid van de bij appellante vastgestelde medische beperkingen heeft de rechtbank geen grond gezien voor het oordeel dat de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht niet passend voor appellant zouden zijn.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij zich niet kan verenigen met het oordeel van de rechtbank dat het Uwv hem op goede gronden niet in aanmerking heeft gebracht voor een WIA-uitkering.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling
.
4.1.
De Raad stelt vast dat appellant hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak heeft ingesteld voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand zijn gelaten. Appellant heeft slechts herhaald dat het Uwv ten onrechte en op onjuiste gronden heeft besloten hem geen WIA-uitkering toe te kennen, waarbij hij zich het recht heeft voorbehouden nadere gronden in te dienen. Vastgesteld moet worden dat appellant geen nadere gronden heeft ingediend.
4.2.
Terecht en op juiste gronden heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand gelaten. Gelet op 4.1 volstaat de Raad hier met een verwijzing naar de overwegingen 5 tot en met 18 van de aangevallen uitspraak.
4.3.
Gelet op overweging 4.2 dient de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2014.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) M. Crum

RB