ECLI:NL:CRVB:2014:3452
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellant, die als steigerbouwer/monteur werkte, had een WIA-uitkering aangevraagd na een verslechtering van zijn gezondheid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant voerde aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat zijn fysieke en psychische klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling.
De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. De verzekeringsarts had dossieronderzoek verricht en appellant lichamelijk en psychisch onderzocht. De conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundigen werden als voldoende onderbouwd beschouwd. De Raad vond dat de belasting in de geduide functies in overeenstemming was met de vastgestelde mogelijkheden en beperkingen van appellant. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad concludeerde dat er geen medische onderbouwing was voor de claims van appellant over zijn beperkingen en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch gezien geschikt waren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.