ECLI:NL:CRVB:2014:3449
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Wolter, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van zijn WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 16 augustus 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en had zijn bezwaar tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De rechtbank had deze beslissing bevestigd, wat appellant ertoe bracht om in hoger beroep te gaan.
De Raad heeft de argumenten van appellant, die stelde dat hij meer beperkingen had dan door het Uwv was aangenomen, zorgvuldig overwogen. Appellant verwees naar een rapport van de bedrijfsarts uit juni 2010, maar de Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek hadden verricht. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) meer of andere beperkingen op te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had voldoende gemotiveerd waarom er geen urenbeperking nodig was, en de informatie van de behandelend psychiater was in de beoordeling meegenomen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de belasting verbonden aan de functies die in de schatting waren meegenomen, de vastgestelde belastbaarheid van appellant niet overschreed. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. I.M.J. Hilhorst-Hagen, in aanwezigheid van griffier A.C. Oomkens.