ECLI:NL:CRVB:2014:3435
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van ouderdomspensioen ingevolge de AOW en de beoordeling van verzekeringsjaren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan appellant, die in Marokko woont. Appellant had in april 2010 een aanvraag ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) voor een AOW-pensioen. De Svb kende hem een pensioen toe ter hoogte van 24% van het volledige pensioen en een toeslag van 64% van de volledige toeslag, met een korting van 76% op het pensioen, gebaseerd op 38 niet-verzekerde jaren. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de Svb appellant terecht niet verzekerd heeft geacht voor de AOW gedurende bepaalde periodes. De Raad heeft hierbij gekeken naar de verzekeringsgeschiedenis van appellant en de premies die hij heeft betaald. De Svb had onderzoek gedaan bij de door appellant genoemde werkgevers en andere instanties, waaruit bleek dat appellant gedurende de betwiste periodes niet in Nederland had gewoond of gewerkt. De Raad heeft ook overwogen dat het betalen van premies niet automatisch leidt tot verplichting tot verzekering.
De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd, omdat de Svb op basis van de beschikbare informatie terecht had besloten dat appellant niet verzekerd was voor de AOW. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.