ECLI:NL:CRVB:2014:3428

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 oktober 2014
Publicatiedatum
21 oktober 2014
Zaaknummer
13-4677 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van hulp bij het huishouden op basis van de Wmo en de Richtlijn van de gemeente Stein

In deze zaak gaat het om de vaststelling van de omvang van de aan appellante toegekende hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Stein ongegrond verklaard. Appellante ontving aanvankelijk hulp voor vier uur en 30 minuten per week, maar na een herbeoordeling door het college op basis van een nieuwe richtlijn, werd dit verlaagd naar twee uur en 45 minuten per week. Appellante betwistte deze verlaging en voerde aan dat de richtlijn niet op een deskundige manier was opgesteld en dat de normtijden onterecht waren afgeleid van de schoonmaakbranche. Tijdens de zitting verklaarde de echtgenoot van appellante dat met de toegekende hulp geen taken blijven liggen, wat de Raad leidde tot de conclusie dat de hulp toereikend was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college zijn compensatieverplichting was nagekomen. De Raad oordeelde dat er geen reden was om het college niet te volgen in zijn standpunt dat de toegekende hulp voldoende tegemoetkwam aan de individuele omstandigheden van appellante en haar echtgenoot. De uitspraak werd gedaan op 15 oktober 2014.

Uitspraak

13/4677 WMO
Datum uitspraak: 15 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 16 juli 2013, 12/1951 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Stein (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft J.J.H. Vaessen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante en het college hebben aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2014. Appellante en haar echtgenoot zijn, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J.H.M.B. Schins.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Het college heeft appellante bij besluit van 22 mei 2008 op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in aanmerking gebracht voor hulp bij het huishouden voor vier uur en 30 minuten per week voor de periode van 12 mei 2008 tot en met
11 mei 2013.
1.2.
In verband met een nieuwe richtlijn van het college voor het vaststellen van de omvang van de hulp bij het huishouden, de Wmo-richtlijn Indicatieadvisering voor Hulp bij het Huishouden gemeente Stein 2012 (Richtlijn), heeft het college de omvang van de aan appellante toegekende hulp bij het huishouden opnieuw beoordeeld. In het kader daarvan is bij appellante op 22 mei 2012 een huisbezoek afgelegd.
1.3.
Naar aanleiding van de bevindingen van het huisbezoek heeft het college appellante bij besluit van 29 juni 2012 met toepassing van de Richtlijn in aanmerking gebracht voor hulp bij het huishouden voor twee uur en 45 minuten per week voor de periode van 27 augustus 2012 tot 11 mei 2018. Het college heeft voorts bepaald dat het besluit van 22 mei 2008 tot
27 augustus 2012 zijn gelding behoudt.
1.4.
Bij besluit van 8 oktober 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 29 juni 2012 ongegrond verklaard onder verwijzing naar het advies van de Commissie bezwaar en beroep (Commissie). De Commissie heeft voor zover hier van belang overwogen dat de Richtlijn niet in strijd met de wet is en een redelijke beleidsbepaling niet te buiten gaat. In het kader van de verzakelijking van de huishoudelijke hulp is het niet onredelijk dat voor de bepaling van de standaardnormen in de Richtlijn aansluiting is gezocht bij de professionele schoonmaakbranche. Daarbij wordt in de Richtlijn de mogelijkheid gegeven om meerwerk te indiceren indien specifieke omstandigheden maken dat de standaard normtijden niet voldoende zouden zijn. Op deze wijze houdt de Richtlijn volgens de Commissie dan ook rekening met de individuele omstandigheden binnen gezinnen, alsmede met de beperkingen van betrokkenen. Dit is volgens de Commissie eveneens in de situatie van appellante gebeurd. Zo is meerwerk geïndiceerd voor het trappenhuis en de extra slaapkamers in de woning en voor het meerpersoonshuishouden. De hulp wordt dan ook geacht om de over te nemen huishoudelijke werkzaamheden goed binnen de geïndiceerde tijd te kunnen uitvoeren.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarbij voor zover van belang het volgende overwogen. Het college heeft aangevoerd dat de Richtlijn is besproken met de Wmo-raad en de Klankbordgroep ouderen. Daarnaast heeft een enquête plaatsgevonden onder 179 willekeurige personen om de normtijden in beeld te brengen. Hieruit is gebleken dat er geen grote afwijkingen met de gehanteerde normtijden zijn. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot het gewijzigde beleid kunnen komen en zich bij het bepalen van de omvang van het aantal uren hulp bij het huishouden mogen baseren op de Richtlijn. Er is geen reden om het college niet te volgen in het standpunt dat met de toegekende hulp bij het huishouden in voldoende mate tegemoet wordt gekomen aan de individuele omstandigheden van appellante en haar echtgenoot. Het college heeft conform de Richtlijn beslist, is ook in voor appellante positieve zin van de normtijden in de Richtlijn afgeweken en bijzondere omstandigheden zijn door appellante niet gesteld.
3.1.
Appellante heeft de aangevallen uitspraak gemotiveerd bestreden. Zij voert kort samengevat aan dat bij het opstellen van de Richtlijn geen deskundige betrokken is geweest en dat de normtijden in de Richtlijn ten onrechte zijn afgeleid van de gebruikelijke normtijden in de schoonmaakbranche. Voorts stelt appellante zich op het standpunt dat de bezuinigingen door het college op de hulp bij het huishouden veel te omvangrijk zijn, een onrechtmatige daad opleveren en een daad van machtsmisbruik zijn. Appellante verzoekt de Raad uit te spreken dat zij recht heeft op vier uur per week hulp bij het huishouden en dat van de oorspronkelijk toegekende vier en een half uur hulp bij het huishouden een half uur gekort mag worden als persoonlijke noodzakelijke bijdrage om de uitgaven voor hulp bij het huishouden voor de gemeente Stein binnen de gewenste grenzen te houden.
3.2.
Het college heeft zich achter de aangevallen uitspraak gesteld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Alhoewel appellante moet worden toegegeven dat het college niet inzichtelijk heeft gemaakt op basis van welke onderzoeksgegevens met betrekking tot de tijd die objectief noodzakelijk is voor het verrichten van taken, die moeten worden aangemerkt als huishoudelijke hulp, de standaard normtijden zijn vastgesteld, slaagt het hoger beroep niet.
Tussen partijen is niet in geschil dat de omvang van de aan appellante toegekende huishoudelijke hulp is vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de Richtlijn en dat daarvan, gelet op de bijzondere omstandigheden van appellante en haar echtgenoot, ten gunste van appellante is afgeweken. Ter zitting van de rechtbank heeft de echtgenoot van appellante desgevraagd verklaard dat met de toegekende hulp geen taken blijven liggen.
Dit betekent dat niet kan worden geoordeeld dat de toegekende hulp niet toereikend is en dat het college niet aan zijn compensatieverplichting heeft voldaan.
4.2.
Al hetgeen namens appellante verder naar voren is gebracht leidt niet tot een ander oordeel.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2014.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) D. van Wijk

RH