ECLI:NL:CRVB:2014:3402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- M. Hillen
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Weigering langdurigheidstoeslag op basis van gemiddeld inkomen en referteperiode
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had een langdurigheidstoeslag aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht had deze aanvraag afgewezen, omdat het gemiddeld inkomen van de appellant in de referteperiode hoger was dan de geldende inkomensgrens. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat zijn inkomen in 2009 onjuist was vastgesteld en dat hij eerder had samengewoond, wat invloed zou moeten hebben op de voor hem geldende jaarnormen. De Raad heeft vastgesteld dat het college erkende dat het totale bedrag van de bijstand in 2009 onjuist was vastgesteld, maar dat dit niet voldoende was om de afwijzing van de langdurigheidstoeslag te herzien. De Raad heeft de relevante artikelen van de Verordening Langdurigheidstoeslag Utrecht in overweging genomen en geconcludeerd dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een deel van zijn inkomen heeft gebruikt voor de aflossing van schulden in het kader van een schuldregeling.
De Raad heeft uiteindelijk de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant. De uitspraak benadrukt het belang van het correct vaststellen van het inkomen en de toepassing van de relevante regelgeving bij aanvragen voor langdurigheidstoeslag.