ECLI:NL:CRVB:2014:3388

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 oktober 2014
Publicatiedatum
17 oktober 2014
Zaaknummer
14-2522 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijstand aan thuisloze op basis van inschrijvingsvereisten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van bijstand aan een thuisloze appellant. De appellant had bij de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) een aanvraag voor bijstand ingediend, maar was ten tijde van de aanvraag niet ingeschreven op het adres waar hij het meest verbleef. De ISD had eerder de bijstand van de appellant opgeschort en later beëindigd, omdat hij niet kon aantonen waar hij verbleef. De Raad oordeelde dat de appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan, wat leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.

De Raad heeft vastgesteld dat de ISD consistent haar buitenwettelijk begunstigend beleid had toegepast. Dit beleid houdt in dat thuislozen zich moeten inschrijven op een door de ISD beschikbaar gesteld adres, en dat zij binnen twee maanden na inschrijving op dat adres een ander inschrijfadres moeten vinden. De appellant had zich weliswaar ingeschreven op een door de ISD beschikbaar gesteld adres, maar had niet voldaan aan de eis om zich in te schrijven op het adres waar hij het meest verbleef. De Raad oordeelde dat de ISD terecht de aanvraag om bijstand had afgewezen.

De appellant voerde aan dat hij geen toestemming had gekregen van kennissen om zich in te schrijven op het adres waar hij verbleef, maar de Raad oordeelde dat deze omstandigheid voor zijn rekening en risico kwam. Ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat in een andere gemeente wel bijstand was toegekend, werd door de Raad verworpen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van controleerbare gegevens over de verblijfplaats voor het verkrijgen van bijstand.

Uitspraak

14/2522 WWB
Datum uitspraak: 17 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
27 maart 2014, 13/807 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeenten Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo (ISD)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.W. Brouwer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De ISD heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2014. De zaak is gevoegd behandeld met 13/2008 WWB en 14/2520 WWB. Appellant heeft zich laten bijstaan door mr. Brouwer. Het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.
De Raad heeft het onderzoek heropend. De ISD heeft bij brief van 23 juli 2014 gereageerd op een door de Raad voorgelegde vraag.
Partijen hebben vervolgens toestemming gegeven een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2.1.
Bij besluit van 22 december 2011, zoals gehandhaafd in bezwaar bij besluit van
24 mei 2012, heeft de ISD het recht op bijstand met ingang van 1 november 2011 opgeschort, omdat appellant niet op het door hem opgegeven adres verbleef en niet duidelijk is waar hij heeft verbleven. Appellant is in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen door uiterlijk voor 2 januari 2012 controleerbare gegevens over zijn verblijfplaats te verstrekken. Appellant heeft zulke gegevens niet overgelegd.
1.2.2.
Bij besluit van 15 maart 2012, zoals gehandhaafd in bezwaar bij besluit van
13 september 2013, heeft de ISD de bijstand per 1 november 2011 beëindigd (ingetrokken) alsmede de bijstand over de periode van 27 juli 2011 tot 1 november 2011 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand over deze periode van appellant teruggevorderd. Hieraan ligt ten grondslag dat appellant geen inzicht heeft verschaft over zijn verblijfplaats in de periode van 27 juli 2011 tot 1 november 2011. Daarmee heeft appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting geschonden als gevolg waarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
1.2.3.
Bij de uitspraak van 19 augustus 2014, reg.nr. 13/2008 WWB en 14/2520 WWB, heeft de Raad de opschorting en intrekking van de bijstand van appellant in stand gelaten.
1.3.
Op 3 december 2012 heeft appellant zich ingeschreven op het door de ISD beschikbaar gestelde adres [adres] te [plaats].
1.4.
Appellant heeft zich op 13 december 2012 gemeld bij Werkplein Baanzicht. Appellant heeft opnieuw bijstand aangevraagd. Bij besluit van 10 januari 2013 heeft de ISD met ingang van 13 december 2012 bijstand toegekend. Op 13 februari 2013 is de bijstand beëindigd.
1.5.
Op 16 april 2013 heeft appellant zich andermaal gemeld bij Werkplein Baanzicht teneinde bijstand aan te vragen. Bij besluit van 1 mei 2013 heeft de ISD de aanvraag afgewezen, omdat appellant sinds 13 februari 2013 nog steeds thuisloos is en hij zich niet heeft ingeschreven op het adres waar hij het meest verblijft.
1.6.
Bij besluit van 13 september 2013 (bestreden besluit) heeft de ISD het bezwaar tegen het besluit van 1 mei 2013, onder verwijzing naar het advies van het bezwaarschriftencommissie van 13 september 2013, ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De te beoordelen periode loopt in dit geval van 16 april 2013 (datum melding) tot en met 1 mei 2013 (datum afwijzingsbesluit).
4.2.
Het gaat in dit geding om een besluit tot afwijzing van een aanvraag om bijstand. Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de betrokkene niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
4.3.
Voorop staat dat controleerbare gegevens over de feitelijke woon- en verblijfplaats van essentieel belang zijn voor de beantwoording van de vraag of iemand recht heeft op bijstand. Ook van iemand die stelt adresloos te zijn kan worden gevergd dat hij controleerbare gegevens verstrekt over zijn feitelijke verblijfplaats.
4.4.
Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de WWB bestaat het recht op bijstand jegens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bijstand aan een belanghebbende zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt verleend door het college van burgemeester en wethouders van een bij die algemene maatregel aan te wijzen gemeente. In artikel 11, eerste lid, van het Besluit WWB 2007, zoals deze gold ten tijde van belang, is de gemeente Assen als zodanig aangewezen.
4.5.
De ISD maakt in zijn beleid inzake bijstandverlening aan daklozen onderscheid tussen daklozen en thuislozen, en heeft appellant als thuisloze aangemerkt. Appellant heeft deze kwalificatie niet bestreden. De thuisloze is een persoon zonder vaste woning, doch wel structureel onderdak op verschillende adressen heeft. Volgens het beleid dient de thuisloze zich in te schrijven op het adres waar hij doorgaans verblijft teneinde in aanmerking te komen voor bijstand dan wel zijn recht op bijstand te behouden. Omdat de thuisloze kan verkeren in een overmachtssituatie waarin hij zich niet direct kan inschrijven op een adres waar veelal wordt verbleven, wordt de thuisloze voor die inschrijving een termijn van twee maanden gegund. In de tussenliggende periode dient de thuisloze zich in te schrijven op een door de ISD beschikbaar gesteld adres, te weten [adres] te [plaats]. Als de thuisloze na twee maanden geen ander inschrijfadres heeft gevonden, volgt uitschrijving op voornoemd adres en wordt het recht op bijstand beëindigd.
4.6.
Voornoemd beleid wordt als buitenwettelijk begunstigend beleid aangemerkt. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 12 juli 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR2509) betekent dit dat de aanwezigheid en de toepassing van dit beleid als gegeven wordt aanvaard en dat de door de bestuursrechter te verrichten toetsing zich moet beperken tot de vraag of het beleid op consistente wijze is toegepast.
4.7.
Vaststaat dat appellant, nadat hij zich heeft ingeschreven op [adres] te [plaats], in de periode van 13 december 2012 tot 13 februari 2013 in de gelegenheid is gesteld om zich in te schrijven op het adres waar hij het meeste verbleef. Ten tijde van de hier voorliggende aanvraag stond appellant echter nog immer ingeschreven op [adres] te [plaats], zodat de aanvraag terecht is afgewezen. Dat appellant heeft gesteld dat hij geen toestemming heeft gekregen van kennissen en/of vrienden om zich in te schrijven op het adres waar hij het meeste verbleef, betreft een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt. De ISD heeft het hiervoor aangehaalde buitenwettelijk begunstigend beleid consistent toegepast. Appellant is nog gewezen op de mogelijkheid om een daklozenuitkering aan te vragen, maar daar heeft hij om hem moverende redenen van afgezien.
4.8.
Voor zover appellant een beroep heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel omdat hem nadien in de gemeente [naam gemeente] wel bijstand is toegekend, slaagt dit beroep niet. In dit verband is van belang dat de WWB gedecentraliseerd door de gemeenten wordt uitgevoerd en in de rechtspraak is aanvaard dat daardoor verschillen kunnen ontstaan, bijvoorbeeld in die zin dat in de ene gemeente niet en in een andere gemeente wel een voor de belanghebbende begunstigend buitenwettelijk beleid wordt gevoerd of dat dit beleid in de ene gemeente voor de betrokkene gunstiger uitwerkt dan in de andere gemeente.
4.9.
Ten slotte, voor zover appellant in hoger beroep de gronden van het bezwaar en het beroep heeft herhaald en ingelast, is van belang dat de rechtbank op die gronden is ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is.
4.10.
Uit de overwegingen 4.1 tot en met 4.9 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2014.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) O.P.L. Hovens

HD