ECLI:NL:CRVB:2014:3338
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, geboren in 1974 en laatstelijk werkzaam als inpakker, had zich op 8 maart 2010 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering in november 2011, heeft het Uwv een medisch en arbeidskundig onderzoek uitgevoerd. De verzekeringsarts A.R. Heitkönig concludeerde dat appellant medische beperkingen had, maar dat deze niet zodanig waren dat hij recht had op een WIA-uitkering. De arbeidsdeskundige A. Hazekamp heeft op basis van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vijf functies voor appellant vastgesteld, waarbij het verlies aan verdiencapaciteit op 0% werd berekend.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uwv, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Zutphen heeft de uitspraak van het Uwv bevestigd, waarop appellant hoger beroep heeft ingesteld. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat het medisch en arbeidskundig onderzoek niet zorgvuldig was en dat zijn functionele mogelijkheden zijn overschat. Hij heeft stukken overgelegd van zijn psycholoog-psychotherapeut, maar het Uwv heeft zijn standpunt gehandhaafd en een aanvullend rapport ingediend.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank de gronden van appellant afdoende heeft besproken. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in een in aanmerking te nemen mate te kampen had met bijwerkingen van het voorgeschreven antidepressivum Venlafaxine. De Raad bevestigde dat de rechtbank terecht oordeelde dat appellant in staat was de geselecteerde functies te vervullen en dat er geen reden was om een deskundige te benoemen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.