ECLI:NL:CRVB:2014:3331
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van indicatie voor persoonlijke verzorging op basis van onvoldoende medische onderbouwing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die lijdt aan psychische problematiek en reumatische klachten, had een indicatie aangevraagd voor persoonlijke verzorging en begeleiding op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat er geen medische gegevens waren die de door de medisch adviseur aangenomen beperkingen in twijfel trokken. De Raad heeft vastgesteld dat de te beoordelen periode loopt van de aanvraagdatum op 22 december 2011 tot de beslissing op bezwaar op 3 april 2012.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het advies van de medisch adviseur D.J. Ponse, die concludeerde dat appellante geen aanspraak had op AWBZ-zorg omdat behandeling op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) voorliggend was. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat en heeft verwezen naar een oordeel van psychiater H. Loen. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen medische gegevens zijn overgelegd die de conclusies van de medisch adviseur ondermijnen.
De Raad heeft bevestigd dat het CIZ terecht heeft aangenomen dat behandeling in het kader van de Zvw voorrang heeft op AWBZ-zorg. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.