ECLI:NL:CRVB:2014:3320

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
14 oktober 2014
Zaaknummer
13-4836 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van bijstandsuitkering wegens eigen toedoen en gebrek aan feitelijke grondslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlaging van de bijstandsuitkering van appellante. Appellante was op staande voet ontslagen vanwege herhaaldelijk ongeoorloofd afwezig zijn op haar werk. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft daarop de bijstandsuitkering van appellante met 100% verlaagd, omdat zij door eigen toedoen haar arbeid niet heeft behouden. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar ontslag niet terecht was en dat zij andere werkzaamheden moest verrichten dan afgesproken. De Raad oordeelt dat het college terecht heeft gesteld dat appellante door eigen toedoen haar arbeid niet heeft behouden, gezien de feiten dat zij zonder bericht niet op haar werk is verschenen en niet bereikbaar was voor haar werkgever.

Daarnaast heeft het college een maatregel van 30% opgelegd omdat appellante haar cv niet in de juiste format had ingediend. Appellante betwistte dit en stelde dat zij haar cv tijdig had opgestuurd. De Raad oordeelt dat het enkele feit dat appellante haar cv niet in de juiste format heeft gemaild, niet afdoet aan het feit dat het college al over haar cv beschikte. De Raad concludeert dat er geen feitelijke grondslag is voor de maatregel van 30% en vernietigt de aangevallen uitspraak voor dit onderdeel. De Raad verklaart het beroep gegrond en herroept het besluit van 3 oktober 2012, terwijl de andere onderdelen van de aangevallen uitspraak worden bevestigd. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.948,- bedragen.

Uitspraak

13/4836 WWB, 13/4837 WWB
Datum uitspraak: 14 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
24 juli 2013, 13/2769 en 13/4924 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.G. Groen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 12 augustus 2014. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontving vanaf 16 december 2010 een inkomensvoorziening ingevolge de Wet investeren in jongeren. Met ingang van 1 januari 2012 is deze voorziening omgezet in een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Appellante is met ingang van 6 januari 2012, voor 24 uur per week, in dienst getreden bij [naam werkgever] (werkgever) in de functie van [naam functie A.]. De werkgever heeft appellante op 27 april 2012 op staande voet ontslagen.
1.2.
Bij besluit van 9 juli 2012 heeft het college de bijstand van appellante met ingang van
1 juli 2012 gedurende één maand met 100% verlaagd op de grond dat appellante door eigen toedoen algemeen geaccepteerde arbeid niet heeft behouden.
1.3.
Op 16 augustus 2012 heeft appellante, desgevraagd, haar curriculum vitae (cv) gemaild naar haar consulente bij Startbaan. De consulente heeft vervolgens aan appellante gevraagd om haar cv in een Word-bestand, in een bepaalde format, aan te leveren vóór 28 augustus 2012. Appellante heeft haar aangepaste cv op 4 september 2012 gemaild naar haar consulente.
1.4.
Bij besluit van 3 oktober 2012 heeft het college de bijstand van appellante met ingang van 1 november 2012 gedurende één maand met 30% verlaagd op de grond dat appellante door haar cv te laat in te sturen haar arbeidsinschakeling heeft belemmerd.
1.5.
Bij besluit van 25 februari 2013 (bestreden besluit) heeft het college, voor zover van belang, de bezwaren tegen de besluiten van 9 juli 2012 en 3 oktober 2012 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover van belang, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd voor zover deze ziet op de maatregel van 100% gedurende een maand en op de maatregel van 30% gedurende een maand.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Maatregel van 100%
4.1.
Appellante heeft aangevoerd dat zij andere werkzaamheden diende uit te voeren dan was afgesproken met haar werkgever, te weten schoonmaken bij de zoon van een cliënt van haar werkgever. Dit heeft, volgens appellante, geleid tot haar ontslag en dit betekent niet dat zij door eigen toedoen haar arbeid niet heeft behouden. Wat er echter ook zij van het moeten verrichten van andere werkzaamheden, uit de door de werkgever verstrekte informatie is gebleken dat appellante op 27 april 2012 op staande voet is ontslagen, omdat zij verschillende keren, zonder bericht, niet op haar werk is verschenen, niet bereikbaar is geweest voor haar werkgever en twee keer niet op afspraken bij haar werkgever is verschenen. Hieruit volgt dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante door eigen toedoen haar arbeid niet heeft behouden. Niet in geschil is dat de opgelegde maatregel in overeenstemming is met de van toepassing zijnde maatregelverordening inkomensvoorzieningen van de gemeente Den Haag.
Maatregel van 30%
4.2.
Appellante heeft aangevoerd dat zij haar cv wel tijdig heeft ingezonden. Vaststaat dat appellante op 16 augustus 2012 haar cv heeft gemaild naar haar consulente bij Startbaan. De consulente heeft de ontvangst hiervan per mail bevestigd met de woorden: “Dank je wel voor het toesturen van jouw cv. Op deze manier kan ik het niet verwerken. Kun je het ook aanleveren als Word bestand?” Het enkele feit dat appellante haar cv niet in de juiste format heeft gemaild, doet niet af aan het feit dat Startbaan al op 16 augustus 2012 de beschikking had over het cv van appellante. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat appellante haar arbeidsinschakeling heeft belemmerd. Bovendien was op 16 augustus 2012 noch op
28 augustus 2012 sprake van concrete arbeidsinschakeling.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat er geen feitelijke grondslag is voor het opleggen van een maatregel. De rechtbank heeft dit niet onderkend, zodat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de maatregel van 30% gedurende een maand. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit in zoverre vernietigen en het besluit van 3 oktober 2012 herroepen. De aangevallen uitspraak dient voor het overige, voor zover aangevochten, te worden bevestigd.
Proceskosten
5.
Aanleiding bestaat het college te veroordelen in de kosten van de door appellante gevoerde procedures. Deze kosten worden begroot op € 974,- in bezwaar, op € 487,- in beroep en op
€ 487,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, derhalve in totaal € 1.948,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de maatregel van
30% gedurende een maand;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 25 februari 2013 voor zover het
betrekking heeft op de maatregel van 30% gedurende een maand;
- herroept het besluit van 3 oktober 2012 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats
treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 25 februari 2013;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige, voor zover aangevochten;
- veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.948-;
- bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 162,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens als voorzitter en M. Hillen en J. Riphagen als leden, in tegenwoordigheid van C. Moustaine als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2014.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) C. Moustaine

HD