ECLI:NL:CRVB:2014:3314
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstand op basis van inlichtingenverplichting en woonsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van bijstand aan verzoeker op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Verzoeker had op 5 maart 2014 een aanvraag om bijstand ingediend, waarbij hij aangaf inwonend te zijn bij zijn broer. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft echter geconstateerd dat verzoeker niet voldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn feitelijke woonsituatie, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag.
Het college voerde een onderzoek uit naar de woon- en leefsituatie van verzoeker, waarbij onder andere gesprekken zijn gevoerd en een huisbezoek is afgelegd. De bevindingen van dit onderzoek wezen uit dat de situatie zoals verzoeker deze had geschetst niet overeenkwam met de werkelijkheid. Tijdens het huisbezoek werden geen van de door verzoeker genoemde meubels aangetroffen, en zijn verklaringen over zijn woonsituatie bleken inconsistent.
De voorzieningenrechter van de rechtbank had eerder het beroep van verzoeker tegen de afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft verzoeker zijn gronden tegen deze uitspraak gepresenteerd, maar de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat verzoeker zijn inlichtingenverplichting had geschonden. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld. De voorzieningenrechter bevestigde de eerdere uitspraak en wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, evenals het verzoek om schadevergoeding.
De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van juiste en volledige informatie door de aanvrager van bijstand, en dat het college de verantwoordelijkheid heeft om deze informatie te controleren. De beslissing van de voorzieningenrechter werd openbaar uitgesproken op 6 oktober 2014.