ECLI:NL:CRVB:2014:330
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaarschrift dat door B.A. [B.] was ingediend, waarbij appellant als gemachtigde optrad. De rechtbank had het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet-verschoonbare termijnoverschrijding. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A.R. Kellermann, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat leidde tot de niet-ontvankelijk verklaring door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank onterecht heeft gehandeld door de termijnoverschrijding niet verschoonbaar te achten. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank correct heeft gehandeld en dat appellant niet in zijn processuele belangen is geschaad. De late indiening van het bezwaarschrift door B. werd niet als een schending van de procesorde gezien, aangezien appellant zelf ook betrokken was bij de indiening.
De Raad heeft verder geconcludeerd dat het bestreden besluit op de juiste wijze is bekendgemaakt en dat de beroepstermijn correct is aangevangen. De argumenten van appellant om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, werden niet overtuigend bevonden. De Centrale Raad van Beroep heeft daarom de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.