ECLI:NL:CRVB:2014:3254
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten woninginrichting na verhuizing
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting door appellanten, die sinds 12 mei 2010 bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellanten hebben een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op 23 maart 2012, nadat zij eerder een financiële tegemoetkoming hadden ontvangen van de gemeente [naam gemeente A] in verband met een medisch noodzakelijke verhuizing naar [naam gemeente B]. De gemeente [naam gemeente A] had hen een bedrag van € 3.266,04 toegekend, maar had hen ook geïnformeerd dat zij bijzondere bijstand konden aanvragen bij de gemeente [naam gemeente B] voor kosten die niet in de tegemoetkoming waren opgenomen.
Het college van burgemeester en wethouders van Rheden heeft de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen, omdat appellanten niet hadden aangetoond dat zij geen gebruik konden maken van een voorliggende voorziening, in dit geval een lening bij de Stadsbank. De rechtbank Oost-Nederland heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellanten in hoger beroep zijn gegaan. In hoger beroep hebben appellanten betoogd dat de kredietmogelijkheid bij de Stadsbank niet passend is en dat er bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het beleid rechtvaardigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 7 oktober 2014 geoordeeld dat appellanten niet hebben aangetoond dat zij niet in staat waren om een lening bij de Stadsbank aan te vragen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het beleid rechtvaardigen. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten geen gebruik hebben gemaakt van de voorliggende voorziening en dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht was. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.