ECLI:NL:CRVB:2014:3238
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in het kader van opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 28 maart 2014 een uitspraak gedaan in een zaak die verband hield met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Verzoekster had op 22 mei 2014 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, maar trok dit verzoek later in. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 september 2014 uitspraak gedaan over de proceskostenvergoeding. De voorzieningenrechter overwoog dat het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch verzoekster op 22 mei 2014 opvang had geboden, niet als gevolg van het verzoek om voorlopige voorziening, maar vanwege de hulpvraag van verzoekster en haar hulpverleners. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om het college te veroordelen in de proceskosten, omdat verzoekster al opvang had gekregen voordat het verzoek om voorlopige voorziening was ingediend. De voorzieningenrechter wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat het college al had ingegrepen op basis van de hulpvraag van verzoekster. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder proceskosten kunnen worden vergoed in bestuursrechtelijke procedures, met name in het kader van voorlopige voorzieningen.