ECLI:NL:CRVB:2014:3237
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en terugvordering op basis van GBA-inschrijving
In deze zaak gaat het om de herziening van studiefinanciering voor een studente, appellante, die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als thuiswonend is aangemerkt. De Minister heeft op basis van huisbezoeken en bevindingen geconcludeerd dat appellante niet op haar GBA-adres woonde, wat leidde tot een terugvordering van te veel ontvangen studiefinanciering. Appellante was ingeschreven op een adres waar zij volgens de Minister niet woonde, en de controleurs hebben geen persoonlijke spullen van haar aangetroffen op dat adres. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van de Minister ongegrond verklaard, en appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat de Minister zijn conclusie dat appellante niet op haar GBA-adres woonde, heeft kunnen baseren op de bevindingen van de huisbezoeken. De Raad acht de verklaring van appellante dat zij doordeweeks op het GBA-adres woont en in het weekend bij haar ouders verblijft, niet geloofwaardig. De Raad concludeert dat de Minister terecht heeft gehandeld door de studiefinanciering te herzien en de terugvordering in stand te houden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.