ECLI:NL:CRVB:2014:3138
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- W.J.A.M. van Brussel
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire straf en plichtsverzuim van ambtenaar in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de appellant, werkzaam als afdelingshoofd bij een Penitentiaire Inrichting (PI), werd beschuldigd van ernstig plichtsverzuim. De appellant had zich ziek gemeld, maar tijdens zijn ziekteverzuim bleek hij meerdere keren op te treden als zanger, wat hij aanvankelijk ontkende. De minister van Veiligheid en Justitie legde hem een disciplinaire straf op, bestaande uit een lagere indeling in de salarisschaal en plaatsing in een niet-leidinggevende functie. De rechtbank verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de minister terecht had geconcludeerd dat de appellant zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim door onjuiste verklaringen af te leggen over zijn optredens. De Raad benadrukte dat het gedrag van de appellant, inclusief het herhaaldelijk ontkennen van zijn optredens, het vertrouwen in hem als ambtenaar ernstig had beschaamd. De Raad bevestigde dat de opgelegde straf niet onevenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim, gezien de voorbeeldfunctie van de appellant als afdelingshoofd.
De Raad concludeerde dat de minister in redelijkheid had kunnen besluiten tot de opgelegde disciplinaire maatregelen en dat de rechtbank de eerdere uitspraak terecht had bevestigd. Het hoger beroep van de appellant werd dan ook afgewezen, en de uitspraak van de rechtbank bleef in stand.