ECLI:NL:CRVB:2014:3098
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek uitbreiding huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een verzoek van appellante om uitbreiding van de hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellante had in 2012 een aanvraag ingediend voor meer hulp, die door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht was toegewezen, maar slechts in beperkte mate. Het college had de hulp verhoogd van drie naar vier uur per week, gebaseerd op een advies van een ergonomisch adviseur. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zij recht had op zes uur hulp per week, gezien de omstandigheden van haar gezin en de medische beperkingen van haar en haar gezinsleden.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep. Tijdens de zitting werd appellante bijgestaan door haar advocaat, terwijl het college werd vertegenwoordigd door een andere advocaat. De Raad heeft de argumenten van appellante en het college zorgvuldig afgewogen. Het college had in een eerder besluit de hulp bij het huishouden verhoogd naar 4,5 uur per week, maar dit viel buiten de te beoordelen periode in deze zaak.
De Raad concludeerde dat appellante met de toekenning van vier uur hulp per week voldoende was gecompenseerd. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan het medisch advies dat de mogelijkheden van appellante en haar echtgenoot tot het verrichten van huishoudelijk werk bevestigde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was.